Het gebeurde regelmatig dat Ria, met haar dochtertje Coba, vader Harm tegemoet liep als hij van zijn werk kwam. Zij liepen dan tot aan de Tiendweg. Harm kwam dan met zijn maat, voor Coba ome Arie, vanaf het zogenaamde Zwarte Weggetje dat achter de fabriek langs liep. Gezamenlijk ging het dan naar huis. Ome Arie woonde wat verder weg in het zogenoemde 'Korea'.
Op een middag, prachtig mooi weer, kwam er uit een van de zijstraten de bekende Leerdamse groenteboer Ruth. Ruth liep naast zijn zware transportfiets en voorop de bagagedrager stonden kistjes met aardbeien. Langzaam liep Ruth door de straat, al roepende: "Aarebeie, verse aarebeie, aarebeie." Maar alle deuren in de straat bleven gesloten. Plotseling riep ome Arie: "Ruth." Ruth bleef staan en riep: "Ja", en keek om zich heen, maar geen klanten. Ruth vervolgde zijn weg: "Verse aarebeie, aarebeie, verse aarebeie." Weer dezelfde stem: "Ruth." Weer stond hij stil en keek links en rechts, geen koper te zien. "Verse aarebeie, aarebeie, verse aarebeie" en weer riep ome Arie. Nu was waarschijnlijk de maat vol bij Ruth. Hij draaide zich om en riep nijdig: "Och stik allemaal."
Ruth was in die jaren een groenteboer die in de Nieuwstraat, ter hoogte van de Markthof, een groentewinkel had. De verkoop in de winkel werd verzorgd door onder meer zijn vrouw. Achter Ruths winkel was een erf met schuur. Daar lagen de aardappels, stonden de kisten met groenten en daar stond zijn handkar. 's Morgens vroeg laadde Ruth de handkar met aardappelen, groenten en fruit, spande de trekhond onder de kar en vertrok via de Bergstraat naar onder andere de Rooiepannen-buurt of de Huttersbuurt (nu Achter de Pijp).
Duwend, sturend, zijn hond aanmoedigend ging het langs de Westwal. Daar moest direct al een hindernis genomen worden: of het holletje bij de molen van Kon of de hol van de Lingedijk. "Vort, trekken", riep Ruth dan. De naam van de hond is Harm vergeten, maar hij ziet de tong van het beest nog uit z'n bek hangen. Zo ging het tot de Tweede Kamer een wet aannam, waarbij het gebruik van trekhonden werd verboden. Aan Ruth en aan al die andere venters werd waarschijnlijk niet gedacht. En Ruth zal toen gedacht hebben: "Dan doe ik het alléén." Gelukkig waren er altijd nog voorbijgan-gers, die bij de molen of op de Lingedijk, Ruth de helpende hand toestaken. Ook de jeugd maakte zich weleens verdienstelijk en dat werd altijd beloond.
Was Ruth in één van zijn wijken aangekomen, dan begon hij al direct te roepen: "Aardappelen en groenten, aardappelen en groenten." Vaak keken de huisvrouwen aan de voordeur en zeiden tegen elkaar: "Ik dacht dat Ruth in de straat was, ik hoorde hem toch roepen?" En of het nu zomer was en de temperatuur opliep, herfst of winter, regende of sneeuwde, op Ruth kon men rekenen, nat van het zweet, druipend van het hemelwater of de sneeuw.
Verschillende malen heeft Harm bij de handkar gestaan en eenmaal toonde Ruth wat hij zoal verkocht. En het waren niet alléén aardappelen, groenten en fruit, maar ook door hem zelf gemaakte groenten, zoals zuurkool, ingemaakte snijbonen, gedroogde appeltjes, enzovoort. Verder is Harm weinig van de man te weten gekomen, wel over zijn handelen, maar niet over zijn wandelen.
Toch kwamen er in die korte gesprekken, Ruth had altijd haast, twee dingen naar voren: politiek en militairen. Daar moest hij niets van hebben, want dan zei hij: "Die maken er beiden een puinhoop van."
Behalve Ruth waren er natuurlijk nog meer groenteboeren, maar ook de bakker, de slager en de melkboer of hun knechten bezochten hun klanten.
Zo had de boterfabriek een aantal melkventers in dienst. Zij verkochten de melk veelal 'los' per liter of halve liter. Zo uit de kraan van de melkbus in het kannetje.
De bakker, mand voorop de fiets, leverde dagelijks het halfje wit en halfje bruin. De slager kwam eerst vragen: "Wat mag het vandaag zijn?" Daarna haalde hij het gevraagde in de slagerij en leverde het bij de klanten af (wel bij meerdere klanten tegelijk).
In het boodschappenboekje van de kruidenier (eigenaar levensmiddelenzaak) werden de benodigde boodschappen opgeschreven. Het boekje werd afgehaald en een dag later werden de boodschappen bezorgd. Bij de bezorging van al die levensbehoeften werd gebruik gemaakt van onder meer een handkar of transportfiets, bakfiets, hittekar, enzovoort.
In de winkels werden veel artikelen, zoals stroop (potje zelf meebrengen), suiker en boter vaak los per ons (100 gram) of half pond (250 gram) verkocht. De koffiebonen werden even door de winkelier, met de hand, voor u gemalen en ga zo maar door.
Een groot verschil dus met deze tijd (2001) en dit gebeurde toch allemaal ver na de Tweede Wereldoorlog.
--------------------------------------------------------------------------------
Krantenberichten
24 Mei, Noodvoorziening Ouden van Dagen
De Eerste Kamer heeft het wetsontwerp Noodvoorziening Ouden van Dagen zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Herwijnen, 29 mei, Door stier aangevallen
Toen L.v.Z. een dezer dagen een dekstier die was losgebroken wilde vastzetten, werd hij door het dier aangevallen. Gewond aan hoofd en ribben moest hij zich onder behandeling stellen van de plaatselijke geneesheer.
Algemeen. 19 juni
In Amsterdam zijn tientallen kersenverkopers, die zich niet aan de maximum prijzen hielden, beboet met f 500,- en sluiting van hun zaak gedurende één week.
In 1947 - 28.000 woningen
De regering streeft ernaar voor 1947 een bouwvolume van 28.000 woningen te bereiken en zij doet harerzijds alles om dit doel niet te missen. De gemeentebesturen worden gestimuleerd om met plannen te komen, zo nodig uitgaande boven het aanvankelijke toegewezen volume om toch maar geen enkele mogelijkheid ongebruikt te laten.
Distributienieuws, juli 1947, Nieuwe bon voor bananen
Donderdag zal voor kinderen tot 5 jaar een nieuwe bon voor 500 gram bananen bekend gemaakt worden. Ook deze bon zal op lange termijn geldig blijven.
Ontheemden in ons land, 19 augustus
Nederland heeft erin toegestemd 8.000 ontheemden uit de Amerikaanse zone van Duitsland toe te laten als arbeiders in de Nederlandsche industrieën.
Dit is donderdag bekend gemaakt door de commissie voor het vluchtelingenprobleem. Nederland vraagt 3.500 mannen tussen 18 en 40 jaar, kleermakers, spinners, wevers, timmerlieden, metselaars, metaalarbeiders en mijnwerkers. De rest, 4.500 vrouwen van 18 tot 35 jaar, zal werk krijgen in textiel- en kledingindustrie, huishouding, enz.
Na vijf jaar zullen ze het Nederlanderschap kunnen aanvragen.