Naarmate de oorlog langer duurde had Duitsland steeds meer soldaten nodig. Vele Duitsers werden opgeroepen om de oorlog mee te gaan winnen. Maar die soldaten hebben ook wapens, tanks, munitie, enzovoort nodig. En om die wapens te maken moest men arbeiders aan het werk zetten. En daar was in Duitsland inmiddels groot gebrek aan.
Op het moment van de capitulatie van het Nederlandse leger op 4 en 5 mei 1940 waren er in ons land 250.000 werklozen. De Duitsers dachten kennelijk: "Kom, je kunt beter vliegen vangen met stroop dan met azijn."
In dag- en weekbladen, op aanplakborden, in de bioscopen, in postkantoren en andere overheidsgebouwen werd er dan volop reclame gemaakt. Bijvoorbeeld 'Ook zo tevreden? Hij werkt in Duitsland' of 'Wie in Duitsland werkt, dient het Nederlandse volk' en meer van dat moois.
In de werkplaats werd daar natuurlijk ook over gesproken. En Peter, een wat avontuurlijk aangelegde jongen van dezelfde leeftijd als Harm, meldde zich vrijwillig bij het arbeidsburo voor werk in Duitsland. Hij kwam terecht in Bernburg. Peter schreef enthousiaste brieven over hoge beloning, prima eten, goede ligging en mooie omgeving. Hij nodigde Harm uit om ook in Bernburg te komen werken.
Na ruim vijf maanden kreeg Peter een dag of tien verlof en kwam hij naar Nederland. Hij bracht een cadeautje en een stenen asbak voor Harm mee. In een persoonlijk gesprek moest Peter toegeven dat het hem toch wat tegengevallen was. Maar tegenover anderen bleef hij volhouden wat hij eerder geschreven had.
Duitsland had steeds meer soldaten nodig en dus steeds meer buitenlandse arbeiders in de wapenindustrie of bij de bouw van bunkers. Vele werklozen werden aangewezen om 'binnen het Nederlandsch gebied' diensten te verrichten. Deden ze dat niet, dan werd hun steun (uitkering) ingehouden. Eind februari 1941 werden de woorden 'binnen het Nederlandsch gebied' uit het bewuste artikel geschrapt. Dit betekende gedwongen arbeid ook in Duitsland en overal in de door de Duitsers bezette gebieden.
In de lente van 1942 kwam de Gouleider Sanckel, Hitlers gevolmachtigde, de slavenhaler van Europa met de eis dat van april 1942 tot april 1943 Nederland 205.000 arbeiders moest leveren. Begin 1943 werd de 'Arbeidsinzet' afgekondigd voor alle mannen van 18 tot 35 jaar. Dachten de Duitsers eerst vliegen te vangen met stroop, nu realiseerden zij zich 'dat het met onwillige honden slecht hazen vangen is'.
Harm, die geboren is in 1922, viel dus ook onder de 'Arbeidsinzet'. Tussen het gedwongen vertrek in februari 1943 en de terugkeer op 6 juni 1945 zitten enige jaren, die voor wat betreft Leerdam aan Harm voorbij zijn gegaan.
Door het gedwongen vertrek van Harm begon het gezin Walt uit elkaar te vallen. Maar dat zou nog erger worden. In september 1944 werd de spoorwegstaking afgekondigd. Toen moest vader Walt, de spoorman, onderduiken. Spoedig daarna verlieten ook moeder en zus de woning in de Rooie Pannenbuurt. Zo nu en dan keerden moeder of zus terug in de woning. U weet hoe het met niet-bewoonde huizen gaat.
Over de Nederlandse dwangarbeiders is tot nu toe niet veel geplubiceerd. Er zijn slechts enkele boeken over dit onderwerp verschenen. Over de Leerdamse dwangarbeiders is weinig tot niets bekend. De meeste zijn overleden, de nog levenden zijn tegen de 80 jaar of ouder. En zo nu en dan komt er een verhaal los, dat echter nooit wordt vastgelegd.
Daarom gaat het in de volgende delen van deze serie niet over Leerdam, maar wel over het leven en werken van Leerdammers in Duitsland.
Vooraf adviseren wij u deel 12, 'De bevrijding vanuit Duitsland', nog eens te lezen.