Op een avond, Harm was met zijn huiswerk bezig, werd er gebeld. Dat was op zich heel gewoon. Er kwam iemand binnen en even later riep moeder: "Harm kom eens even." De visite bleek buurman Renier te zijn, een huisvriend die enige huizen verder woonde. Toen Harm de woonkamer binnenkwam, hoorde hij pa zeggen: "Maar hij moet het zelf weten en vraag 't hem zelf maar." En toen begon de buurman zijn verhaal: "Kijk jochie," zei hij, "ik ben werkmeester in de bankwerkerij aan de Zwartglasfabriek. En ik kan een jongste bediende gebruiken en nu heb ik aan jou gedacht. Denk er maar eens rustig over na, maar deze week moet ik het weten, want zoniet dan zoek ik een ander." Harm was verrast en verbaasd. Even later ging de buurman naar huis met de woorden: "Ik hoor het wel." Na een gesprek met zijn ouders was het al snel beslist, want het was een kans. Op donderdagmorgen leverde Harm zijn boeken in en nam voor de tweede maal afscheid van de ULO. Zijn klasgenoten lachten hem uit en schamperden: "Wie gaat er nu naar de Hut."
En op die maandagmorgen stond het broodtrommeltje klaar, een blauw ketelpak en een rode zakdoek lagen er naast. "Dat wordt iedere morgen vroeg opstaan," dacht Harm, want om 7.00 uur beginnen is om 6.00 uur op en dat eidere dag. "Nou jongen, het beste," zei moeder en gaf hem een zoen. Harm haalde zijn fiets uit de schuur en ging op weg naar de Zwarthut.
"Zo, zo en wie ben jij?" vroeg de portier, "dus jij moet naar de bankwerkerij, kom maar mee jochie." Bij de ingang, naast een grote bel, hing een bord tegen de muur en op een aantal haakjes hingen genummerde vierkante plaatjes. "Jij krijgt nummer 21," zei de portier. "Als je binnenkomt pak je het plaatje en neem het mee, als je vertrekt hang je het op, dan weet ik of je er bent of niet. Kijk, daar bij de muur van de oude Hut kan je je fiets kwijt en daar schuin tegenover, vlak naast de paardenstal, is de bankwerkerij, geluk ermee."
Even later stapte Harm de bankwerkerij binnen. Rond een grote salamanderkachel zaten, op de werkbank, op kistjes en zelfs in een kruiwagen, een aantal in blauw ketelpak gestoken werklieden. "Nou dat zal ie zijn," zei de man die in een kruiwagen zat. Iedereen keek nieuwsgierig naar Harm, die verlegen in de deur stond. "Je mag gerust verder komen, de meester komt zo," zei een van de mannen, die later Piet bleek te heten. Schuchter liep Harm op het groepje mannen toe. "Wat mot jij hier?" zo vroeg een ander. Harm vertelde dat hij hier kwam werken. "Nou, dat is me best jongen, ik had maar liever op school gebleven, als ik jou was, je kan temee beter met een wit boordje om je geld verdienen, dan met een paar zwarte handen en een zwart gezicht," zei de man. Even later kwam de meester binnen: "Zo vent, ben je daar, kom maar mee naar mijn kantoor." Langs een houten trap kwamen ze in een klein kantoortje dat bovenop een andere ruimte gebouwd was. Er stond een tafel en twee stoelen. "Ga daar maar zitten," zei de meester, "dan zal ik een en ander vertellen. Om te beginnen ga je vijf cent per uur verdienen, wij werken hier veertig uur in de week. We werken van 's morgens zeven tot 's middags half zes. Van 9.00 tot 9.20 hebben we schaft en 's middags anderhalf uur om thuis te gaan eten. Zaterdags werken wij tot één uur. Verder moet je mij voortaan met meester aanspreken, ik ben dus voor jou meester Remie. Iedere dag moet je mijn kantoor, de wasbak en de trap schoonmaken. En ga nu maar naar de werkplaats."
Even later maakte Harm kennis met Piet de draaier en de bankwerkers Tijs, Harry, Gijs, nog een Piet, Henk en Janus, de laatste twee waren smeden. "Nu zal ik je eerst vertellen wat jet dagelijks doen moet. Hout hakken, kolen halen, 's morgens de kachel aanmaken en de werkplaats warm stoken, de werkplaats vegen, ramen lappen, enzovoort," zei de meester. "O ja, en hier en daar helpen, zoals spullen halen uit het magazijn, Piet de draaier zal je wel aan het werk houden."
En zo werd het heel langzaam, althans volgens Harm, negen uur: schafttijd. Negen uur werd aangekondigd door het luiden van de bel die naast de portiersloge hing. Later, veel later werd de bel vervangen door een stoomfluit. Direct na het luiden van de bel, schaarden de werklieden zich rondom de grote salamanderkachel. Harm moest op vele vragen een antwoord geven. En toen de bel weer luidde, had hij na al wat hij gehoord had toch wel een beetje medelijden met zichzelf en hij dacht: 'waar ben ik in vredesnaam aan begonnen'.
In oktober begon de avondvaktekenschool in de Nieuwstraat in de zogenaamde 'Oude School'. Vier avonden in de week van 19.00-21.30 uur. Tel uit je winst.