Via het arbeidsbureau in Hamm werden de Leerdammers geplaatst in bedrijven in onder meer Dortmund, Gerritsheim, Unna, Tröndenberg, Langschede en Hemmerde, aankomst 14 februari 1943.
Harm moest met nog vijf andere Leerdammers naar Hemmerde. Daar had men een zestal metaalbewerkers nodig. Maar van de zes waren er maar drie die enige ervaring hadden, de anderen kwamen uit de productie (glasfabriek). En dat gaf later nogal wat problemen. Het bedrijf, de Algemeine Elektro Industrie, was gevestigd in een oude brouwerij aan de Stationsstraat. Men maakte er onder meer onderdelen voor vliegtuigen. De ligging was redelijk, het eten matig, maar voldoende.
Uit Hemmerde slechts één verhaal.
Naar Tröndenberg
De nacht van 16 op 17 mei 1943 was een bijzonder onrustige nacht. Zelfs de Duitsers zaten, tegen hun gewoonten in, in de schuilkelders. 's Morgens tegen twaalf uur werden er biljetten aangeplakt met het opschrift "Tyfus gevaar, water voor gebruik koken". Van een Duitser hoorde Harm dat de Roer- en Ederdammern waren gebombardeerd, dat er een gedeelte van het Roergebied onder water stond. De Roer- en Ederdammern waren grote stuwmeren met miljoenen kubieke meters water. De dammen waren volledig verwoest eb verschillende plaatsen langs de Roer stonden gedeeltelijk onder water, zoals Tröndenberg, Langschede, Schwerte, enzovoort. Hemmerde en Tröndenberg waren door een heuvelrug van elkaar gescheiden en volgens Emiel was het niet meer dan 2 of 2,5 uur lopen. Gewoon recht oversteken.
Intussen gingen de wildste geruchten rond: er zouden honderden mensen, en misschien wel meer, zijn verdronken. Er werden plannen gemaakt om de eerstvolgende zondag te gaan kijken. Nou ja, het was een hele tippel, maar je moet er wat voor over hebben.
Die zondag was het parchtig, zonnig voorjaarsweer; een betere dag konden zij zich niet wensen. Met zijn drieën gingen ze op pad. Harm was ook van de partij. Door de bossen, langs velden en smalle bospaden ging het glooiend omhoog. Zo nu en dan bleef het drietal staan en keek om zich heen. Op het hoogste punt gekomen bleef men geruime tijd staan. Het was gewoon een plaatje, in de verte Hemmerde, West-Hemmerde en onbekende dorpen en steden. Aan de Roerzijde was het mistig en niet veel te zien. Wel zag men de toppen van de bossen van het Sauerland aan de overzijde. En daarna ging het de heuvels af en kwam men in de buitenwijk van het stadje Tröndenberg, wat tegen de heuvels aangebouwd was. Van daaruit keek men in het dal.
En wat er in het lagere gedeelte te zien was is niet op papier te zetten. De straten waren met een dikke modderlaag van 60 tot 80 cm bedekt. In de huizen stond 30 tot 40 cm modder. Maar het was niet alleen modder, maar ook hout, stro, bedden, kapotte stoelen, tafels, kasten, kleding, enzovoort en onnoemelijk veel vuil en kadavers van vee. Het water was weg, maar wat er achtergebleven was, was één grote, onoverzichtelijke bende. Er liepen Duitsers in verschillende uniformen rond, die min of meer de leiding hadden. Zij liepen in ieder geval te commanderen en lieten anderen, meestal buitenlanders, Russen en Polen met 'Ost' op hun jasje, maar ook Duitsers, werken.
"Wegwezen jongens, we hebben het gezien," werd er gezegd. Maar te laat. Een vent in een bruin S.A. uniform had het drietal gezien, hij schreeuwde: "Kom maar hier, kijkers kunnen we niet gebruiken." Zij kregen een schop in de handen geduwd en werden in een woonhuis te werk gesteld. De modder lag 30 tot 40 cm hoog in de kamers en moest via deuren en ramen naar buiten worden gewerkt. Binnen de kortste keren zat het hele stel onder de modder. De Duitser bleef in de buurt en schreeuwde zo nu en dan: "Vlugger, vlugger, los mensch." Toen de Duitser even weg ging vluchtten de Leerdammers via de gang en keuken naar de tuin. Ook daar modder. Gelukkig liep de tuin iets omhoog naar een droger gedeelte. De teruggekomen Duitser schreeuwde: "Stop, blijf staan, kom direct terug", maar waren eerst de Leerdammers te laat, nu was de Duitser te laat. De straten waren vrijwel verlaten, iedereen was aan het werk. In de bossen moesten ze eerst op adem komen, daarna werd zo goed en zo kwaad de kleding van modder gereinigd, en stinken..... De terugweg duurde langer dan de heenweg. Aandacht voor de natuur en vergezichten had men niet.
Op de kamer teruggekomen werden ze nog uitgelachen ook. Maar ze hadden wel geleerd, bemoei je nergens meer mee en blijf overal vandaan waar je niet hoeft te zijn.
Uit het boek 'In zoeklicht en afweer' van Guy Gibson:
Guy Gibson was Wing commander die de leiding had bij de aanval op de Roerdammen. Deze aanval richtte geweldige schade aan in het Roergebied: vijftien fabrieken werden verwoest, vijftig bruggen verdwenen, de ijzergieterijen kwamen stil te liggen. Er verdronken bijna 1300 mensen waarvan meer dan de helft gevangenen en dwangarbeiders uit de bezette gebieden.