"Het lukte ons met een man of acht weg te komen. Bedelend om eten en moe van twee dagen lopen, werden we zaterdag... ja ik geloof zaterdagmiddag vriendelijk ontvangen op een boerderij. Er werd een kippenhok voor ons ontruimd en vers stro neergelegd... we waren onder dak. Even later werd er een grote pan warme pap gebracht. Het was een compleet feest.
Een tijdje later zagen we door de reten van het kippenhok een Duitse tank het erf oprijden. We hielden ons muisstil. De bemanning verdween even in de boerderij, maar was vrij snel weer buiten.
Nog maar net was de tank weg, of er brak een hels lawaai los. We wierpen ons op de grond en maakten ons zo klein mogelijk. Toen was het weer stil, alsof er niets gebeurd was.
Wat bleek nou, de Amerikanen hadden een zestal granaten op de boerderij afgeschoten die vlak achter de boerderij waren ingeslagen op de plek waar eerder de tank had gestaan. Vermoedelijk hadden Amerikanen in de buurt, de tank gezien en hem willen uitschakelen."
Zenuwachtig
"Van de boer mochten we op de boerderij blijven als we maar niet aan zijn dochters kwamen. Ze waren helemaal niet onknap, maar ik legde de boer uit dat we niets van dien aard van plan waren. We waren allang blij dat we onderdak hadden. Met elkaar maakten we de afspraak dat er om de twee uur, door twee man wachtgelopen werd. Aan de overzijde van de rivier de Lippe werd inmiddels door sterke luidsprekers medegedeeld, dat het Ruhrgebied volledig omsingeld was. De Duitse troepen werden gedwongen zich over te geven. Het geschut werd steeds zwaarder, vooral in de nacht. Op sommige boerderijen wapperde een witte vlag. Ook wij hielpen de boer met het uitsteken van zo'n vlag. Maar de man was zo zenuwachtig en bang dat hij ons verzocht de vlag weer binnen te halen. Op 5 april april staken we de vlag nog eens uit en nu definitief."
De woordenstroom stokt even. Walt bladert in zijn map; vrij snel heeft hij de passage waarnaar hij zocht. Het is een gedeelte uit het hoofdstuk dat hij bevrijding genoemd heeft. Hardop leest hij voor:
" 's Nachts was er het geluid van oorlog; dan weer dichter bij en dan weer wat verder af. Het ging gepaard met veel vuur aan de hemel. Dat was een beangstigend gezicht. Zo gauw het licht werd, begonnen de luidsprekers vanaf de overzijde van de Lippe, de Duitse soldaten op te wekken de wapens neer te leggen. 'Stop met vechten, het heeft geen enkele zin. Jullie zijn volledig ingesloten, leg de wapens neer'. De oproep werd regelmatig herhaald.
Op 6 april kwamen de Amerikaanse tanks over de Lippe en rolden in een onafgebroken rij naar Soest (Dld). Terwijl wij overstelpt werden met sigaretten, chocolade en blikjes vlees, werd de kerktoren van Ostinghausen onder vuur genomen. Toen men ook daar de witte vlag op de toren had geplaatst, hield het schieten op en trokken de Amerikanen weer verder (...).
Wij waren bevrijd en langzaam schoof het front op."
--------------------------------------------------------------------------------
'Dat Zweeds wittebrood was zo lekker, je wist níet wat je proefde'
Mevrouw Van Driel woonde tijdens de oorlog bij haar moeder in de Talmastraat te Leerdam. Er zaten twee Duitsers ingekwartierd: "Karl, een echte Hitlerman en een lieve opa van 72", zoals ze zelf zegt. Ten tijde van de bevrijding was Van Driel 25 jaar. Nu is ze tachtig. De herinnering is grotendeels vervaagd; een paar gebeurtenissen staan haar echter nog helder voor de geest.
"Over de radio, die we stiekem nog in huis hadden, hoorden we voor het eerst dat we bevrijd waren. Otto, de oude soldaat, begon gelijk te huilen: 'Nou moeten we naar Siberië', jammerde hij. Schijnbaar dacht hij dat hij uit Duitsland verbannen zou worden. Overal gingen deuren open en wapperden de vlaggen. Iedereen kwam naar buiten, wij ook en Karl en Otto. Het was een groot feest, maar ik was toch een beetje huiverig want overal zaten nog Duitsers. Plotseling klonken er schoten, Karl had richting een paar vlaggen geschoten maar gemist. Waarschijnlijk wilde hij ons een beetje afschrikken. Hij werd door Otto naar binnen gebracht."
"Mijn man was toen nog niet terug, daar zat ik over in. Hij was aan het begin van de oorlog gemobili-seerd om te vechten in de Peel. Na de capitulatie van Nederland werd hij als krijgsgevangene naar Duitsland afgevoerd. Toch wist ik dat hij nog leefde. Toen hij naar Duitsland afgevoerd werd, had hij namelijk kans gezien, mijn adres te geven aan een bakker uit Arcen. Zo kwam ik er achter dat hij naar Duitsland moest, maar in de strijd ongedeerd was gebleven. Handig hè."
Karper
"De twee Duitsers hadden tijdens de oorlog ons voorkamertje gevorderd. Wij zaten, ik geloof met zijn zevenen, in het achterhuisje. Dat ging best, we waren een hechte familie. We hadden zelf wel wat te eten maar niet genoeg. Mijn moeder ging meestal naar de gaarkeuken. Dan kregen we koolsoep of hutspot of iets dergelijks, het was niet anders maar ik vond het niks. Van de oude soldaat kregen we nog wel eens een brood toegestopt. Van Karl kregen we niets. Ik weet nog wel dat hij en z'n kameraden een karper hadden gevangen bij het fort. Die had hij ingezouten om hem later lekker op te eten, tenminste dat dacht hij. Want in plaats van zout had hij per ongeluk basterdsuiker gebruikt. Die vis was niet meer te eten, ha ha."
Mevrouw Van Driel was getuige van de wapeninlevering en de wegvoering van Duitse soldaten. "Ik zag lange colonnes lopen over de dijk, maar waar ze naar toe gingen weet ik niet precies. Of we ze uitgezwaaid hebben? Ja wat dacht je." Ze kruist haar armen verticaal voor haar lichaam en maakt wuivende gebaren met haar handen, "als een hakenkruis hè."
"De meisjes, die met de Duitsers geheuld hadden, werden kaalgeknipt. Overal in Leerdam werden ze gevangen. Mijn broers zeiden dat het hun verdiende loon was. Wat ze gedaan hadden was natuurlijk niet goed, maar ik vond het wel erg hoor."
Wittebrood
"De Engelse vliegtuigen dropten Zweeds wittebrood. Dat konden we afhalen aan het hofje in Leerdam. Oooh, je wist níet wat je proefde joh. Later kregen we ook nog chocolade, en mijn broers sigaretten. De muziek kwam tevoorschijn, zover die er nog was en 's avonds gingen we dansen met de Engelsen in Kunstmin. Daar zit nu een handwerkzaak of zoiets. Eigenlijk mocht ik helemaal niet dansen van m'n moeder want ik was getrouwd. Maar als ik niet zeker had geweten dat mijn man nog leefde had ik het niet gedaan hoor."
Met mijn broer heb ik mijn man later opgehaald bij het pontje in Vreeswijk. Zeven jaar had ik hem niet gezien. Het weerzien was ontroerend."