Het militair buro in de voorkamer bij de familie Walt was inmiddels opgeheven. De Duitsers hadden geen interesse in deze ruimte. Maar op last van de Ortskommandant kwam daar een slaapplaats voor in de plaats. Er moest altijd een kamertje met bed beschikbaar zijn voor de Duitse Wehrmacht. Soms kwam er in geen maanden iemand en dan ineens stond er een militair voor de deur. Of iemand van een semi-militaire organisatie, zoals de O.T. (Organisatie Todt, een organisatie die zich bezig hield met het bouwen van bunkers, verdedigingswerken, enzovoort). Veelal waren deze Duitsers op doorreis of moesten enige dagen in Leerdam werken. Via de Ortskommandant kwamen zij dan bij de familie Walt terecht, soms bepakt en bezakt en soms met helemaal niets.
Veel contact had men niet met deze Duitsers, sommigen kwamen alléén maar slapen en aten uit de keuken van de barakken op het Spartaveld. Er waren ook wel oudere Duitsers bij, die graag eens wilden praten en contact met de familie zochten. Meestal brachten deze mensen iets mee om de avond door te komen. Op zo'n avond werden deze mensen, na één of twee avonden, vertrouwelijker. Zij lieten foto's zien van hun vrouw en kinderen en vertelden over thuis. Steevast werd er gevraagd: "Wat denken jullie van de oorlog?" De familie Walt ging op deze vraag zo min mogelijk in. Want de meningen stonden toch lijnrecht tegenover elkaar.
Al deze inkwartieringen brachten moeder Walt tot de uitspraak: "Ik zal zo goed mogelijk voor deze mensen zijn, wie weet wat er later nog eens men mijn eigen kinderen gebeurt. Ik hoop dat anderen dan ook goed voor mijn kinderen zullen zijn."
Toch waren er die niet in de 'Sieg' (overwinning) geloofden. Eerst in bedekte bewoordingen en later wat opener vertelden zij wat ze in Duitsland hadden meegemaakt. Hoe Hitler aan het bewind gekomen was en hoe zij tegenover het nationaal socialisme stonden.
Maar er waren er ook voor wie er maar één doel was: 'der Sieg'. Zij geloofden vast en zeker in de overwinning. Daarbij denk ik even aan Heinrich. Heinrich was jachtvlieger en voor in de twintig. Hij kwam bij de familie Walt voor vrij lange tijd. Heinrich was al driemaal met een vliegtuig neergestort. De laatste keer had men hem tussen de brandende wrakstukken van zijn vliegtuig uitgehaald. De jongen was toen ook deerlijk verbrand. Hij was geruime tijd in een ziekenhuis verpleegd, maar mocht na zijn ontslag niet naar huis met verlof. Heinrichs gezicht, handen, armen en borst zaten vol met diepe rode littekens. Zijn verlof moest hij in Nederland doorbrengen; hij was zoals men dat noemde op 'Erholing'.
Heinrich geloofde rotsvast in de overwinning, vertrouwde op de geheime wapens die nog komen moesten. Voor hem was er maar één leider.
"Gewoon laten praten", werd er bij de familie Walt gezegd, "geef hem maar gelijk, hij is nu nog niet wijzer. Maar dat wordt hij wel, al is het waarschijnlijk dan te laat."
Heinrich werd na enige weken teruggeplaatst naar zijn onderdeel in Rusland. De Heimat heeft hij alléén uit een treincoupé gezien, want naar zijn woonplaats mocht hij niet. Waarschijnlijk was hij door zijn littekens niet meer toonbaar aan zijn familie. Maar hij was wel goed om opnieuw in een Messerschmitt (jachtvliegtuig) te stappen om weer deel te nemen aan de oorlog. Nou ja, hij wilde ook zo graag.
Wat zou er van al die Duitse soldaten terechtgekomen zijn? Dat is een vraag waarop we nooit een antwoord zullen krijgen.