Huib
De vriendschap met Huib, die eerst in de Nieuwstraat en later in de Schoolstraat woonde, was voorbij. Huib had, zoals dat heet, 'kennis aan een meisje gekregen'. En daar had hij Harm niet bij nodig. Maar het was een mooie tijd geweest. Veel fietsen naar Maurik, Amerongen, enzovoort. Zij waren zelfs een hele week met de fiets op trektocht geweest. Ondanks het feit dat ze recht hadden op maar vier verlofdagen per jaar. Ook waren ze één van de eersten die in het totaal verwoeste stadje Rhenen waren geweest en op de Grebbeberg. Daar lagen toen vriend en vijand door elkaar begraven en hingen de militaire kledingstukken nog in de bomen.
Nieuwe vrienden
De nieuwe vrienden waren Rinus, Piet, Kees en nog een Rinus oftewel de Bukkem. Ook dit stel ging met Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, enzovoort op de fiets er op uit. Maar dan de andere kant uit naar onder meer de Drunense duinen, de Rustende Jager. Maar dat niet alléén, Rinus had een zuster en die had weer vriendinnen. En zo trok het hele stel vaak met elkaar op.
Vooral de zondagmiddagen waren uniek. Dan schaarde het hele stel zich rond het huisorgel, dat werd bespeeld door een broer van Rinus (niet de Bukkem). Dan werden er vaderlandse liederen gezongen en begonnen met het Wilhelmus. De boven de ouders van Rinus wonende buren, die 'van de verkeerde kant' waren, moeten zich wel groen en geel geërgerd hebben. Of het mooi klonk? Nu dat speelde geen rol, als het maar hard klonk, zodat men het boven goed kon horen.
Nog meer zang
Ook door de week waren er altijd wel een aantal vrienden bij elkaar. Niet iedere avond, want het was een beetje gemêleerd gezelschap. De een werkte bij z'n vader in de zaak, de ander op de Glasfabriek en weer anderen studeerden nog.
Op een schemeravond, nadat men zich de hele avond een beetje branieachtig gedragen had, ging de groep de straat op. Gearmd liep men midden op de 'stille' Kerkstraat. Daar kwamen op dat moment twee politieagenten uit de Fonteinstraat. Het groepje zangers moest mee naar het politiebureau. Daar aangekomen werden ze enige tijd vastgehouden, zonder dat er maar één woord werd gezegd. Gelukkig waren het zogenaamde 'goede agenten'. Na het noteren van de namen en een behoorlijk standje, waarin de mogelijke gevolgen van zo'n zangfestijn werd belicht, werden de zangers heengezonden.
Licht
Op een avond tegen tien uur, het was behoorlijk donker, liepen de vrienden op de Horndijk. Ter hoogte van 't Wieltje van Collée haalde Piet een grote staafzaklantaarn onder zijn jas uit. En met de woorden "Eens kijken hoever ik kan komen" scheen hij met de lamp over de boomgaarden en weiden in de richting van het Wieltje. We stonden er echt van te kijken wat een lichtstraal zo'n lamp in het volledig donker geeft. En of de duivel er mee speelde, we werden weer aangeroepen door de politie. Ook nu liep het weer met een standje af. Maar wel met een heel verhaal over Amerikaanse en Engelse bommenwerpers, die op licht afkwamen en dan hun bommen losten.
Willem de Rot
Een van de meest prominente NSB'ers in Leerdam was Willem, anders gezegd Willem de Rot. Hij was al jaren lid van de club, dus geen meikever. Een meikever was iemand die na 1940 lid van de partij geworden was, met op de achtergrond de gedachte: "Daar kan ik beter van worden".
Willem is in de oorlog ook burgemeester van Leerdam geweest. Hij was nog burgemeester toen hij op de fiets op bezoek ging bij iemand in de Fonteinstraat. Dit werd gezien door twee Leerdamse jongens. Deze haalden ergens een taai-taai-pop en maakte deze vochtig in de Meentvliet. Daarna sloop een van hen naar de fiets en modelleerde de taai-taai-pop over het zadel. Dit was juist klaar toen Harm eraan kwam. En nu maar wachten, maar het duurde te lang en Harm ging zijns weegs. Ook de beide anderen hebben het einde van de grap niet gezien. De visite duurde daarvoor te lang.