In het zesde deel van de serie vertelt Harm over zijn uitstapje naar de kersenboomgaard. Dat was heel wat, net een schoolreisje. De kersen vroeger moeten wel heel lekker geweest zijn, want de kleine Harm had zijn trommeltje bijna helemaal leeggegeten en bijna niets voor zijn zusje overgelaten.
"Het zal in de tweede of derde klas geweest zijn, dat weet ik niet meer precies, toen er op school gevraagd werd wie er mee ging naar de kersenboomgaard. We moesten dat dan thuis gaan vragen, en als je dan mee mocht, moest je iedere week drie cent mee naar school nemen.
Nou was het zo dat we op maandag al een cent mee moesten nemen voor het negertje van de zending. Op die dag stond er een metalen spaarpot in de vorm van een negertje voor de klas en wanneer je je cent in de gleuf gooide, knikte hij met z'n hoofd als dank voor de steun aan de zending. Sommige kinderen vergaten die cent, of, misschien konden ze thuis die cent helemaal niet missen. Het was uiteindelijk de tijd van de crisis. Veel gezinshoofden zaten zonder werk en liepen in de steun of waren tewerkgesteld bij de werkverschaffing. De werkverschaffing bestond uit speciale projecten om werklozen aan het werk te houden waarbij ze iets meer ontvingen dan diegenen die in de steun liepen. In ieder geval mocht ik dus mee met het uitstapje naar de kersenboomgaard.
De grote dag
We moesten doorsparen tot we 99 cent bij elkaar hadden, dat kwam neer op 33 weken sparen. Eindelijk brak de grote dag aan en gingen we naar de kersenboomgaard. Dit gebeurde waarschijnlijk op een woensdagmiddag. We gingen met z'n allen lopend naar de haven. Daar lag een Leerdamse stoomboot op ons te wachten, helemaal versierd met vlaggetjes. De kapitein was dan de Keizer of de Pruim, dat weet ik niet precies meer... Om de boot op te komen moesten we over de wiebelende loopplank lopen, geweldig was dat! Toen iedereen aan boord was, vertrokken we, onder het geloei van de stoomfluit, uitgewuifd door tientallen ouder en belangstellenden. We voeren naar Asperen waar we door de sluis moesten, daarna naar Rumpt of Gellicum waar de boot afmeerde. Daar gingen we van boord en liepen we netjes in rijen naar de kersenboomgaard. Die kersenboomgaard heette 'Het zwarte paard' of 'De lange akkers'.
Eenmaal daar werden wij, de kinderen, in een kring gezet. Vervolgens kwam er een man met een grote mand met kersen, die onze trommeltjes vulde. Na een tijdje snoepen mochten we spelen in de boomgaard. Dat was een lawaai van jewelste. We joegen er de spreeuwen mee weg.
Spreeuwen
Een andere manier om de spreeuwen weg te jagen was het afschieten van carbidbussen. Tot ver in de omgeving was dat te horen. Of de baas liep met een grote ratel. Er werden ook touwen met daaraan bellen gebruikt, die in de bomen gehangen werden en op de wind lawaai produceerden. De kersen werden geplukt door mannen met een schort voor en een mand om hun nek. Ze klommen via ladders de bomen in en als de manden vol waren, werden ze op een kraam leeggestort. Daar werden de kersen gesorteerd. De aangevreten kersen, 'mussenpik' genaamd, werden er uitgehaald.
De meester had een fluitje en als hij drie keer daarop blies moesten we allemaal weer verzamelen en werd ons trommeltje opnieuw gevuld.
Zusje
Daarna vertrokken we weer, luid zingend, naar de boot. Op de boot was het weer kersen eten. Maar de boottocht duurde volgens mij wel erg lang, want dat trommeltje met kersen raakte al gauw leeg! Bij de sluis in Asperen aangekomen zaten er nog maar vijftien in mijn trommeltje en bij aankomst op de kade in Leerdam nog maar tien!
Thuis aangekomen vroeg mijn moeder: "Is dat alles wat je voor je zusje hebt meegebracht?" Ik kon daar niet zoveel op zeggen natuurlijk. Mijn moeder zei toen: "Dit is de eerste en laatste keer geweest, dat jij mee ging naar de kersenboomgaard."
--------------------------------------------------------------------------------
Cursiefje
Radio
Wij waren bij de eersten in Leerdam die een radio hadden. Het was een kastje in twee delen. Onderin achter deurtjes stond de accu, een anode batterij. Het bovenste gedeelte was een soort paneel, voorzien van knoppen. Een knop voor hard en zacht en een knop om zenders te zoeken. Voor de golflengten hadden we verschillende spoelen die verwisselbaar waren. Op het dak stond een antenne. 's Avonds kwam af en toe buurman Molenaar van een paar huizen verder, die ook zo'n ding had, bij ons experimenteren. Het toestel floot en jankte, maar er kwam ook muziek uit. Als de accu leegraakte ging hij vanzelf zachter spelen. Het ding had twee accu's. Als er één leeg was werd hij opgeladen in de werkplaats van Ottevanger in de Nieuwstraat. Dat duurde wel enige tijd. Het vervoer moest voorzichtig gebeuren. De accu, die van glas was, werd daartoe in een houten kistje met hengsels geplaatst zodat het gevaarlijke zuur niet op je kleren kon komen.
--------------------------------------------------------------------------------
Naar de Tiendweg
LEERDAM - In 1930 verhuisden we naar de Tiendweg 22. Ik had van tevoren al mijn spulletjes in een kartonnen doos gepakt.
Ik vond het wel een beetje raar om vanuit de Julianastraat naar school te gaan en uit school naar de Tiendweg te moeten. Ik moest de Meent uitlopen en dan over de kinderhoofdjes van het Meentplein dat in de volksmond het Weteringplein genoemd werd, naar de winkel die daar toen was. Dan stak je over naar de Tiendweg. Mijn vader had gezegd dat ik 'achterom' door de Laman Tripstraat moest, en dan was het het laatste hekje!
Er was een flinke tuin achter het huis, een grote houten schuur en een aangebouwde stenen schuur. Het was allemaal nieuw en vreemd. Er was ook een snoepwinkeltje in de buurt, een hele troost want ik woonde nu wel heel ver weg van mijn schoolvrienden, Cor, Rienk en Hans de Waal ....