Leerdam 1925-1930
De oudere lezers van deze serie zullen het herkennen: één keer per week ging je in bad. Gewoon in een zinken teil voor de kachel. Ook bij Harm ging het zo.
"Vroeger ging je iedere vrijdagavond in bad", herinnert Harm zich, "op de oliestellen stonden een paar pannen met water. Als dat heet was, werd de grote teil uit het schuurtje gehaald. Zo'n grote ovale zinken teil. Deze werd in de grote keuken voor het fornuis gezet; het warme water er in en eventueel nog wat koud er bij. Dan werd je ingezeept. Die zeep kwam natuurlijk in je ogen, dat prikte gemeen!"
En dan waste je moeder zeker je haar?
Harm: "Nee, ik was helemaal kaal, dat was toen zo, wij liepen met kale koppen, dan kreeg de hoofdluis geen kans!"
Ik denk dat je blij moet zijn dat je geen drie broers boven je had; ik heb wel eens verhalen gehoord uit die tijd, dan moesten ze om de beurt in hetzelfde badwater!
"Zeker", zegt Harm, "dat gebeurde wel. Nou, na de schrobbeurt mocht ik nog even ploeteren en dan werd ik stevig afgedroogd. Ik kreeg dan van dat zelfgebreide ondergoed aan, dat kriebelde vreselijk."
Winkelen
En werd je daarna in bed gestopt?
"Nee, zo laat was die badbeurt niet. Ik kreeg na het aankleden de avondboterham en daarna mocht ik met mijn ouders de stad in. Mijn vader liep dan in z'n uniform."
Gingen jullie dan winkelen?
"Ja, dan gingen we winkelen. Eerst gingen we naar het sigaren magazijn van de gezusters Van Zijl in de Fonteinstraat. Mijn vader kocht daar iedere week Sopla, van die kleine sigaartjes in een blikken doosje, dat kostte 30 cent. Mijn moeder maakte dan altijd even een praatje met een oudere dame die in een kamer naast de winkel zat te breien. Ze kenden elkaar, omdat die mevrouw, net als mijn moeder, uit Woerkum (Woudrichem) kwam. Ik kreeg van die mevrouw altijd een snoepje. Daarna gingen we naar 'De Pelikaan', de drogisterij in de Kerkstraat. Daar kocht mijn moeder wasmiddelen. Ik herinner me dat daar altijd een doosje zeep bij was waar het karnemelkmeisje op was afgebeeld. In dat doosje zat een vogelplaatje dat ik dan mocht hebben. Ik spaarde die plaatjes."
Wat gingen jullie dan doen?
"Meestal gingen we ook nog even naar de Markt, daar was de speelgoedwinkel van Harry Kervers. Daar keek ik m'n ogen uit. Ze hadden daar allerlei blikken speelgoed, zoals een stoommachine, een baggermachine, meccano dozen, noem maar op! Bij Remmiga, iets verder op, kocht mijn moeder garen en band. Als je die winkel binnenkwam, liep het schuin af naar de toonbank, de hele vloer was scheef! Die zaak lag een stuk dieper dan de straat. We gingen dan weer verder, naar de Kerkstraat. Naast de Leerdamse Apotheek en tegenover het Hofje van Van Aerden was de zaak van Ames. Daar verkocht men automobielen, motorfietsen en fietsen. Voor de etalage was het een drukte van belang als er een filmpje van Gazelle werd vertoond. Dat ging dan over Pietje Pelle op zijn Gazelle die allerlei avonturen beleefde.
Ter afsluiting gingen we dan langs bakker van Kuilenburg op de hoek van de Kerkstraat en de Fonteinstraat. Daar kreeg ik twee cent om een eierkoek te kopen. Daarna ging het meestal: Naar huis en naar bed!"
--------------------------------------------------------------------------------
Cursiefje
De nieuwe jas
De vader van Harm bezat twee 'spoorweg-uniformen': twee lange overjassen en twee dienstpetten. Op de naad van de pantalons zaten mooie rode biezen net als op de petten. Na een aantal jaren had Harms vader recht op een nieuw uniform. Dat stond keurig opgetekend in zijn opschrijfboekje. Op een keer, tijdens het avondeten, zei de vader van Harm: " Ik moet nu toch zo langzamerhand aan de beurt zijn voor een nieuw uniform." En inderdaad, binnen korte tijd kwam er een kleermaker naar het kantoor op het station Leerdam om de maten op te nemen. Na veertien dagen werd er gepast en enige dagen later werd het deftige spul afgeleverd.
Moeder Walt hing het mooie nieuwe uniform in de bedstee die als kleerkast werd gebruikt. Pas enige weken later trok vader het mooie nieuwe uniform aan voor een zondagsdienst op het station. De oude jas werd terstond opzij gehangen. Op een middag kwam Harm uit school en zag hij dat de hele jas uit elkaar was getornd. Het waren alleen nog maar lappen. De volgende dag werden de lappen gewassen en gedroogd. Harm vroeg zijn moeder: "Wat gaat U met die lappen doen?" Moeder zei: "Daar wordt voor jou een mooie nieuwe jas uit gemaakt!" En jawel, op een avond mocht Harm iets langer opblijven en kwam er een mijnheer op bezoek, de kleermaker. Na een kopje koffie te hebben gedronken bekeek hij de lappen en zei: "Dat ziet er goed uit" en "dat zit er ruim in".
De mijnheer haalde papier, potlood en een meetlint uit z'n zak en zei tegen Harm: "Kom jij maar eens hier kerel, Harm heet je toch?"
Harm bevestigde dit. Er werd gepast en gemeten.
De zondag daarop kreeg Harm de nieuwe jas aan. Ook had z'n moeder er nog een paar lange wollen kousen bij gebreid...